+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Lucas
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 64 %
Luc. 7
7:1 Nadat 1) hij (Jezus) dan al zijn spreken voltooid had
in het horen door het volk,
ging hij in Kapernaüm binnen.

2 Van een zekere hoofdman over honderd (centurio) evenwel,
was een slaaf er zo slecht aan toe,
dat hij op sterven lag.
Deze was hem dierbaar.
3 Toen hij echter over Jezus hoorde,
zond hij oudsten van de Joden tot hem,
die hem vroegen te komen,
ten einde zijn slaaf er doorheen te redden.
4 Toen zij bij Jezus aankwamen,
verzochten zij hem haast te maken, zeggend:
hij is het waard, dat hem dit verleend wordt,
5
want hij heeft onze natie lief
en ook de synagoge heeft híj voor ons opgebouwd.
6 Jezus reisde dan met hen mee.

Toen hij al niet ver meer van het huis verwijderd was,
stuurde de hoofdman vrienden,
om hem te zeggen:
7
Heer, doe geen moeite,
want ik ben niet belangrijk genoeg,
dat u onder mijn dak zou binnenkomen.
Daarom heb ik mijzelf ook niet verwaardigd tot u te komen,
maar spreek door een woord,
dan zal mijn jongen genezen zijn.
8
Want ook ik ben een mens,
die onder gezag gesteld is,
terwijl er soldaten onder het mijne staan.
En ik zeg tot deze:
ga heen,
en hij gaat heen,
en tot gene:
kom,
en hij komt,
en tot mijn slaaf:
doe dit,
en hij doet het.
9 Terwijl Jezus deze dingen hoorde,
verwonderde hij zich om hem
en zich tot de menigte wendend, die hem volgde, zei hij:
10
ik zeg jullie,
zulk geloof heb ik zelfs in Israël niet gevonden.

En toen zij die gestuurd waren,
terugkeerden in het huis,
bevonden zij de (zieke) slaaf gezond en wel.

11 Het 2) geschiedde daarna
dat hij verder trok naar een stad, genaamd Naïn
en met hem trokken zijn leerlingen en een grote menigte mee.
12 Toen hij de poort van de stad naderde
zie, er werd juist een gestorvene uitgedragen,
eniggeboren zoon van zijn moeder, die weduwe was;
en een aanzienlijke 3) menigte uit de stad was met haar.
13 Toen de heer haar zag
werd hij om haar bewogen
en hij zei haar:
ween niet!
14 Hij kwam naderbij,
raakte de lijkkist aan
- de dragers stonden stil –
en zei:
jongen, ik zeg je: sta op!
15 En de dode ging rechtop zitten
en begon te spreken
en hij gaf hem aan zijn moeder. 4)
16 Allen werden bevangen door ontzag 5)
en zij verheerlijkten God, zeggend:
een groot profeet is onder ons opgestaan
en
God heeft naar zijn volk omgezien.
17 Dit woord 6) over hem ging uit
over heel Judea
en over de hele omtrek.

18 Zijn leerlingen verkondigden aan Johannes
al deze dingen.
19 En Johannes riep een tweetal van zijn leerlingen
en zond hen naar de heer met de woorden:
bent u 'hij die komt' 7)
of moeten wij een ander verwachten?
20 Toen ze bij hem gekomen waren
zeiden de mannen:
Johannes de doper
heeft ons naar u toegezonden met de woorden:
bent u 'hij die komt'
of moeten we een ander verwachten?
21 Op dat uur genas 8) hij velen
van ziekten, kwellingen en boze geesten
en vele blinden begenadigde hij om te zien
22 Hij antwoordde hen en zei:
ga heen en verkondig aan Johannes
wat je gezien en gehoord hebt:
blinden gaan weer zien
lammen wandelen rond
melaatsen worden rein
doven horen 9)
doden worden opgewekt 10)
en armen horen de goede boodschap;
23
zalig is hij
die geen aanstoot aan mij neemt.

36 Toen 11) vroeg iemand van de Farizeeërs hem
om met hem te eten,
en hij kwam het huis van de Farizeeër in
en zette zich daar neer.
37 En ziedaar: een vrouw,
die in de stad een zondaar was –
toen zij te weten kwam
dat hij aanlag in het huis van de Farizeeër,
bracht ze een albasten kruik mirre mee,
38 ze ging achter bij zijn voeten staan,
huilde
en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken,
met de haren van haar hoofd veegde zij ze af,
ze kuste zijn voeten
en zalfde ze met de mirre.
39 Toen de Farizeeër die hem genodigd had er naar keek,
zei hij in zichzelf, hij zei:
Als deze een profeet was,
zou hij wel weten wie en wat voor soort vrouw dit is
die hem aanraakt –
dat ze een zondaar is!”
40 En Jezus reageerde, hij zei tegen hem:
Simon, ik heb je iets te zeggen!
Leermeester, zeg het!,
sprak hij.
41
Er waren twee schuldenaars bij een zekere geldschieter:
de ene was vijfhonderd denariën schuldig,
de ander vijftig.
42
Omdat zij niets hadden om terug te geven,
begenadigde hij hen beiden.
Wie van hen zal hem dus het meest liefhebben?
43 Simon reageerde zo, hij zei:
Ik neem aan: degene die hij het meest begenadigd heeft...”
Hij zei tegen hem:
Je hebt juist geoordeeld.
44 En hij keerde zich om naar de vrouw
en zei tegen Simon:
Zie je deze vrouw?
Ik ben in jouw huis binnengekomen –
water over de voeten heb je mij niet gegeven;
maar zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt
en ze met haar haren afgeveegd...
45
Een kus heb je mij niet gegeven;
maar zij is vanaf dat ik binnenkwam niet opgehouden mijn voeten te kussen...
46
Met olie heb je mijn hoofd niet gezalfd;
maar zij heeft met mirre mijn voeten gezalfd...
47
Om die genadegave, zeg ik jou,
zijn haar zonden vergeven, die vele,
omdat zij veel liefde heeft betoond!
Maar wie weinig vergeven is, betoont weinig liefde...
48 Hij zei tegen haar:
Vergeven zijn jouw zonden!”
49 Toen begonnen zij die mee aanlagen in zichzelf te zeggen:
Wie is deze die ook zonden vergeeft?!
50 Hij zei tegen de vrouw:
Jouw geloofsvertrouwen heeft je gered!
Ga in vrede!

1vertaling van Leen de Ronde
2vertaling van Machteld van Woerden
3Eig. voldoende, toereikend. In verband met ‘menigte’ leek mij ‘aanzienlijk’ beter passen.
4Citaat uit 1Kon. 17: 23
5Liever ontzag dan vrees, omdat hier Godsvrees in positieve zin wordt bedoeld; zie het vervolg van de zin.
6Er staat ‘logos’ in de grondtekst. “Verhaal” of “gerucht” voldoen m.i. niet, daarom maar liever dichtbij de grondtekst blijven.
7zie Psalm 118, 26
8therapeuein betekent vooral ook:behandelen. Vanwege het 'apo' hier toch met genezen vertaald. Evt.: afhelpen van
9zie hiervoor Jes. 29,18 ; 35,5,6; 42, 18
10zie Jes. 26,6
11vertaling van Harry Pals