Schrift in Uitvoering
+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Matteüs
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 61 %
Mat. 4
4:1 Toen werd Jezus door de geest naar de woestijn gevoerd 1)
om door de duivel te worden beproefd 2)
2 en na veertig dagen en veertig nachten gevast te hebben,
kreeg hij uiteindelijk honger.
3 De beproever komt en zegt tot hem:
Als je zoon bent van God,
zeg dan dat deze stenen broden worden.
4 Maar hij zegt in antwoord:
Er staat geschreven:
niet op brood alleen zal de mens leven
maar op alles 3) wat naar buiten gaat
door de mond van God
5 Dan neemt de duivel hem mee naar de heilige stad,
zet hem op de dakrand van de tempel
6 en zegt tot hem;
Als je zoon bent van God,
werp jezelf dan naar beneden;
want er staat geschreven:
zijn engelen zal hij aangaande jou opdracht geven
en op handen zullen ze je dragen
opdat je je voet niet aan een steen zult stoten.
7 Jezus zegt tot hem:
Weer staat er geschreven:
je zult de Heer je God niet uitproberen. 4)
8 Weer neemt de duivel hem mee, naar een zeer hoge berg,
en toont hem alle koninkrijken van de wereld en hun glorie
9 en zegt tot hem:
Dit alles zal ik je geven
als je neervalt en mij aanbidt.
10 Dan zegt Jezus tot hem:
Ga weg, satan!
Want er staat geschreven:
de Heer je God zul je aanbidden
en hem alleen zul je dienen.
11 Toen liet de duivel hem los
en zie: engelen kwamen en dienden hem.

12 Toen hij hoorde dat Johannes was overgeleverd 5)
week hij uit naar Galilea.
13 Hij liet Nazaret achter
en ging wonen in Kafarnaum aan de zee 6)
in het gebied van Zebulon en Naftali;
14 zo werd vervuld wat gesproken was door Jesaja de profeet:
15
land van Zebulon en land van Naftali,
aan de zeeweg, aan de overkant van de Jordaan,
Galilea der heidenvolken 7).
16
Het volk dat neerzit in duisternis
ziet een groot licht,
en aan hen die neerzitten in de streek en schaduw van de dood
is een licht opgegaan 8).
17 Vanaf dat moment begon Jezus te verkondigen 9) en te zeggen:
Keer om! Want het koninkrijk der hemelen 10) is nabij gekomen.
18 Hij liep langs het meer 11) van Galilea
en zag twee broers,
Simon die Petrus wordt genoemd en Andreas, zijn broer.
Zij gooiden een werpnet in de zee,
want zij waren vissers.
19 Hij zei tot hen:
Kom achter mij aan! 12)
Ik zal jullie vissers van mensen maken.
20 Terstond lieten zij hun netten achter 13) en volgden hem 14).
21 En hij liep daarvandaan verder
en zag twee andere broers,
Jakobus van Zebedeus en Johannes, zijn broer,
in het schip met Zebedeus, hun vader,
bezig hun netten te repareren
en hij riep hen.
22 Terstond lieten zij het schip en hun vader achter
en volgden hem.

1vertaling van Klaas Eldering
2op de proef stellen, testen, proberen
3alles: elk woord, elk ding, kol dabar
4beproeven, proef, proberen: zelfde woordstam; hier: uitproberen
5vertaling van Machteld van Woerden
6hoewel hier het meer van Galilea bedoeld zal zijn, lijkt het me toch niet juist om de tekst in die zin te veranderen (NBV)
7bedoeld zijn de 'goijim'
8zie Jesaja 8: 23 - 9: 1
9lett. uit te bazuinen
10hemelen, mv., zoals sjamajim in Hebr., ook wel gebruikt voor: God
11eigenlijk staat er: zee!
12Hebraïsme, hier bewust gebruikt voor het volgen van de leraar
13achterlaten of loslaten; vanwege vs. 22 ook hier met achterlaten vertaald
14dwz. zij gingen met hem op weg, zij werden zijn reisgenoten