9 | Hij zei:
Ga en zeg tot dit volk:
‘Hoor wel, hoor
maar begrijp het niet! Zie wel, zie maar herken het niet!’ |
10 | Verlam het hart van dit volk
stop zijn oren dicht kleef zijn ogen toe zodat het met zijn ogen niet ziet met zijn oren niet hoort met zijn hart niet begrijpt en het zich niet zal bekeren en geen genezing krijgt. |
11 | Ik zei:
Tot wanneer, mijn here?!
Hij zei:
Totdat de steden verwoest, zonder inwoners zijn de huizen zonder mensen en de akkergrond verwoest is tot een wildernis. |
12 | JHWH zal de mens verwijderen.
Groot wordt midden in het land de verlatenheid |
13 | Als daarin nog slechts een tiende deel is
en dit opnieuw is platgebrand net als een terebint, een eik waarvan bij het vellen een tronk over is: dan zal de tronk ervan heilig zaad zijn. |
10 | JHWH sprak verder tot Achaz [via Jesaja]:
|
11 | |
12 | Maar Achaz zei:
Ik wil het niet vragen
ik wil JHWH niet op de proef stellen. |
13 | Hij zei:
Horen jullie toch, huis van David!
Is het voor jullie nog niet genoeg om mensen te vermoeien 2) dat je ook nog mijn God wilt vermoeien? |
14 | |
15 | Boter en honing zal hij eten 8)
voordat hij de kennis heeft om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen. |
16 | Zeker, voordat de jongen de kennis heeft
om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen zal de akkergrond verlaten zijn waar jij gruwt voor die twee koningen 9) ervan. |
17 | |
11 | Want zo heeft JHWH tot mij gezegd 12)
bij het vatten van m’n 13) hand, toen hij mij aanspoorde niet te gaan in de weg van dit volk, aldus: |
12 | Jullie moeten niet “een samenzwering!” zeggen
tegen alles waarvan dit volk “een samenzwering!” zegt en zijn vrees niet vrezen, noch huiveren. |
13 | JHWH der Legerscharen -
hèm moet je heiligen híj moet jullie vrees zijn, híj jullie huivering. |
14 | Hij zal tot heiligdom zijn,
en tot steen des aanstoots, tot struikelblok, voor de twee huizen van Israël; tot valstrik en tot vangnet voor de inwoner van Jeruzalem. |
15 | Velen van hen zullen struikelen
en vallen en zich stuklopen, verstrikt raken en gevangen worden. |
23 | Zoals de eerdere tijd smaad bracht 14)
voor het land Zebulon en het land Naftali, brengt de latere tijd eer over de weg aan de zee, (het land) aan de overkant van de Jordaan, het Galilea van de volkeren. |
1 | Het volk van wie gaan in donker, 15)
zij zien een groot licht. Zij die verblijven in een land van doodsschaduw, over hen gaat een licht gaat op. |
2 | U hebt het volk talrijk gemaakt,
zijn vreugde groot gemaakt, zij verheugen zich voor uw aangezicht, zoals men zich verheugt bij de oogst, zoals men juicht, wanneer men de buit verdeelt. |
3 | Want het juk van zijn last
en de stang op zijn schouder, de knuppel van wie hem voortdrijft, hebt u verbroken als op Midiansdag. |
4 | Ja, elke schoen, die stampt met gedreun
en (elke) mantel, die in bloed gerold is, in de brand ermee, een prooi van het vuur! |
5 | Ja, een kind is ons geboren,
een zoon is ons gegeven en de heerschappij zal op zijn schouder rusten en men riep zijn naam: planner van wonderbaarlijke daden, heldhaftige God, vader voor eeuwig, prins van de vrede, |
6 | om te vermeerderen de heerschappij
en om een vrede zonder einde op de troon van David en diens koninkrijk; om dat op te richten en te schragen door recht en gerechtigheid van nu af tot in eeuwigheid. De ijver van JHWH Zebaot zal dit bewerkstelligen! |
7 | Een woord heeft de heer naar Jacob gezonden
het is geland 16) in Israël. |
1 | d.w.z. waar en hoe je maar wilt. |
2 | Zodat zij te vermoeid zijn om iets te doen, vgl. bijv. Jes. 16,12 . |
3 | Onze vaste vertaling voor אֲדֹנָי. |
4 | De of een. Omdat het staat in de context van het Huis van David, (een gegeven waarvan ook Mat. 1,20 gebruik maakt) gekozen voor de. |
5 | עַלְמָה (9x) vgl. bijv. Spr. 30,19 ; Ex. 2,8 . Jonge vrouw vóór de geboorte van haar eerste kind. Ook παρθενος (LXX)‚ kan dat betekenen. |
6 | Of jij (Septuagint) of men, vgl. Mat. 1,23 . |
7 | `Met ons is [de Opper-] God´; een kwestieuze, ev. claimende naam, maar dubbelzinnig, vgl. Jes. 8,8 .10. (vgl. Jes. 5,16: El geclaimed door JHWH). Volgens Mat.1,23 mag maar één kind zo heten. |
8 | D.w.z. overvloed (vgl. Ex. 3,6 ), die hier dubbelzinnig uitpakt, vgl Jes. 7,21-25 . |
9 | Pekah en Rezin, vgl. Jes. 7,1 ; 2 Kon. 16,5. |
10 | Zie 1 Kon 16. |
11 | Zie Jes. 8,5-8 . |
12 | vertaling van Wim Vroom |
13 | letterlijk: de hand |
14 | Vertaling van Pieter Lugtigheid. |
15 | Vertaling van Pieter Lugtigheid |
16 | letterlijk: gevallen |